Categories
Close
Menu
Menu
Close
Zoeken...
Search

Beheersing van wortelknobbelaaltjes in verwarmde serres

Beheersing van wortelknobbelaaltjes in verwarmde serres
Print

Vanggewas tijdens de winter ter beheersing van Meloidogyne. Deze proef heeft als doel na te gaan of het inzaaien van een vanggewas tijdens de wintermaanden, als er geen vruchtgroenten in de serre staan, mogelijkheden biedt om de populatie wortelknobbelaaltjes onder controle te houden. Vanggewassen lokken de aaltjes in de wortels waar ze dan vast komen te zitten. Belangrijk is dat de wortelknobbelaaltjes zich dan niet verder kunnen ontwikkelen.

Indien de ontwikkeling wel verder gaat moet de plant vernietigd worden voor nieuwe eitjes worden gevormd. Potentieel interessante soorten kiemen en groeien nog voldoende tijdens de winterperiode, zijn inpasbaar in de teeltrotatie zonder grote economische gevolgen en zorgen voor een afname van wortelknobbelaaltjes. Op basis van deze criteria werden volgende vanggewassen geselecteerd: rogge, wilde rucola, mosterdblad, veldsla en een mengsel van 14 soorten. Deze vanggewassen werden ingezaaid in december 2018 en bleven aanwezig tot begin maart 2019. Alle soorten vertoonden een vlotte kieming, maar de uiteindelijke bedekking en biomassa verschilde sterk tussen de soorten. Mosterdblad behaalde de hoogste bedekking (96%) en biomassa (8607g/m²), terwijl de bedekking (67%) en biomassa (1227g/m²) van veldsla opvallend lager was.

Een vergelijking tussen de beginpopulatie (Pi, december 2018) en de eindpopulatie (Pf, maart 2019) wortelknobbelaaltjes in elk van deze teelten en het braak object (figuur 1) toonde aan dat de Pf in alle gevallen kleiner was dan de Pi. Dit was enkel significant voor de rucola. Voor het mengsel en het mosterdblad was de eindpopulatie voor sommige herhalingen hoger dan de beginpopulatie wat wijst op een vermeerdering van de wortelknobbelaaltjes. De lichte afname van wortelknobbelaaltjes in het braak object is te verklaren door natuurlijke sterfte. Wortelknobbelaaltjes zijn obligate plantenparasieten, wat wil zeggen dat ze een plant nodig hebben waar ze zich kunnen op voeden en vermeerderen (= waardplant). Zonder waardplant sterven ze. Ze kunnen echter een bepaalde periode overbruggen zonder waardplant. Afhankelijk van de soort kan dit enkele maanden zijn. Bij dalende bodemtemperaturen worden wortelknobbelaaltjes minder actief waardoor ze hun energie bewaren om langer te kunnen overleven. Na het inwerken van deze vanggewassen werden eind maart komkommers geplant. Deze teelt loopt momenteel ten einde en na afloop zullen de wortelstelsels geanalyseerd worden op wortelknobbels om te kijken of verschillen waarneembaar zijn afhankelijk van het vanggewas.

 

Gemiddeld aantal Meloidogyne per 100cm3 bij verschillende korte tussenteelten

Figuur 1: Gemiddeld aantal Meloidogyne per 100cm3 bij verschillende korte tussenteelten. Pi = initiële populatie bij zaaien, Pf = eindpopulatie.

 

Tabel 1: Overzicht van de verschillende tussenteelten

Object Tussenteelt Werkwijze tussenteelt
1 Braak  
2 Stengelui Planten
3 Tagetes patula Zaaien
4 Bladrammenas Zaaien
5 Ageratum houstonianum Zaaien
6 Cineraria maritima Zaaien
7 Aubergine MAO Planten
8 Basilicum Planten
9 Rolklaver Zaaien

 

Tussenteelten in paprika ter beheersing van Meloidogyne Niet alleen tijdens de wintermaanden, maar ook tijdens een hoofdteelt vruchtgroenten is het belangrijk om de populatie wortelknobbelaaltjes onder controle te houden om zodoende economische verliezen te minimaliseren. In deze proef wordt de haalbaarheid van het integreren van verschillende soorten tussenteelten (tabel 1) nagegaan. Er wordt enerzijds gekeken naar hoe goed de verschillende tussenteelten kiemen en groeien onder de hoofdteelt en anderzijds naar de invloed van de tussenteelt op de gewasgezondheid en opbrengst van de hoofdteelt paprika. De paprika’s werden eind maart opgeplant en kort nadien werden de tussenteelten ingezaaid of tussen geplant. De gezaaide soorten vertoonden onderling grote verschillen in kiem- en groeisnelheid waarbij bladrammenas en tagetes de snelste kiemers en groeiers waren, terwijl cineraria duidelijk de traagste kiem- en groeisnelheid had. De geplante tussenteelten ondervonden geen zichtbare hinder van de paprika’s en groeiden goed door. De groeisnelheid van de MAO aubergine lag veel hoger dan die van de paprika’s dus om te vermijden dat de aubergines de paprika’s overgroeien, werden de bladeren van de aubergine op regelmatige basis gesnoeid. Ook tagetes, bladrammenas en ageratum moesten om dezelfde reden vanaf mei gesnoeid worden. Midden juni werd uitval van paprikaplanten waargenomen door sclerotinia aantasting, dit in eerste instantie vooral bij rolklaver, maar later ook bij bladrammenas, tagetes en ageratum. De uitbundige groei van deze tussenteelten en het vochtige microklimaat dat daardoor gecreëerd werd aan de voet van de paprika’s is hoogstwaarschijnlijk de oorzaak hiervan. Om het risico op verdere uitval en aantasting van de paprika’s te minimaliseren, werd beslist om deze tussenteelten te verwijderen. Aan het einde van deze proef zal de invloed van de tussenteelten op de opbrengst geëvalueerd worden en geschikt bevonden tussenteelten zullen later getest worden op hun invloed op de populatie wortelknobbelaaltjes. Door het inzetten van tussenteelten die de wortelknobbelaaltjes sterker aantrekken dan de hoofdteelt kan deze laatste beter beschermd zijn. Belangrijk is wel dat de tussenteelt de populatie niet verhoogt want bij toenemende aaltjesdruk kan alsnog schade optreden.

 

Meer info

Saskia Buysens

 

Dit onderzoek kadert in de project 'Beheersing van Meloidogyne in intensieve biologische vruchtgroenteteelt in kas'.

Vorig Artikel Poster SmartGreen: meerlagenteelt
Volgend Artikel Brochure Groente-N-advies: praktische tips en toppercelen die tonen hoe het moet