Kennis van de correcte stikstofbehoefte per aardappelras is dé uitgangsbasis van een juist bemestingsadvies. De huidige N-behoefte van veel geteelde rassen is nog te vaak gebaseerd op een optimale opbrengst. Door de kweekbedrijven werd tot voor kort minder rekening gehouden met de gevolgen op milieukundig vlak; het systeem van nitraatresidu’s is in het buitenland veel minder gekend.
Door demoproeven aan te leggen met verschillende aardappelrassen in combinatie met meerdere stikstoftrappen en dit in verschillende grondsoorten kunnen verschillen in stikstofbehoefte aan het licht komen. In combinatie met heel wat sensibiliseringsacties zullen aardappeltelers, adviesbureaus (bodem), en met uitbreiding de volledige aardappelsector, zich bewust worden van de rasverschillen. In een wetgevend kader waarbij de bemestingsnormen steeds lager worden, kan de rassenkeuze een manier zijn om de aardappelteelt financieel rendabel te houden (goed evenwicht tussen opbrengst en nitraatresidu).
Nu wordt nog te vaak gesproken over een algemene stikstofbehoefte per rijptijd van een ras (vroeg versus laat). Een praktisch overzicht van de diverse stikstofbehoeftes per ras betekent een grote meerwaarde voor de aardappelsector.