De stikstof basisbemesting verlagen bij het planten van late aardappelen en tijdens het seizoen bijbemesten op basis van een advies is de methode om zonder verlies van opbrengst eventueel kunstmest te besparen en mogelijks een lager nitraatresidu te behalen.
Om een overzicht te scheppen in welke bijbemestingsadviessystemen er bestaan en hoe je de bijbemesting in aardappelen het best invult, legde Viaverda in 2023 een proef aan met het aardappelras Fontane waarin:
1. Verschillende bijbemestingsadviessystemen uitgetest en vergeleken werden
- Op basis van analyse van grondstalen (de referentie methode in Vlaanderen)
- Op basis van gewas analyses: bladsteeltjes of bladsap
- Op basis van grondstalen en gewas analyses
2. Verschillende methodes van bijbemesting uitgetest en vergeleken werden
- Bijbemesten met een stikstof korrelmeststof (KAS 27%)
- Bijbemesten met een stikstof bladmeststof (Ureum 46%)
- Bijbemesten met een samengestelde bladmeststof (20 N + 4 MgO + 8 SO3)
- ‘Bijbemesten’ via een stikstof fixerende bacterie (BlueN)
Aan het einde van de teelt werden de opbrengst en sortering enerzijds en het nitraatresidu anderzijds bepaald.
Proefopzet
De proef werd aangelegd op een zandleem perceel met een normale pH-KCl van 6.7 en een eerder laag organisch koolstofgehalte van 0.86 %. De voorteelt was wintertarwe gevold door een groenbemester mengsel van gele mosterd en snijrogge.
Aan de hand van de rekentool basisbemesting aardappelen, ontwikkeld door B3W in samenwerking met Viaverda, werd de geschatte benodigde stikstof bemesting van late aardappelen, Fontane, op dit perceel begroot op 183 kg N/ha.
Eén proef object werd bemest met de volledige stikstof dosis van 183 kg N/ha bij het planten (100 % basisbemesting). Zes proef objecten werden, zoals de goede praktijk het voorschrijft, bemest met 70 % van de in het voorjaar geschatte benodigde stikstof bemesting, nl. 128 kg N/ha bij het planten (70 % basisbemesting). Vijf proef objecten werden niet bemest bij het planten (onbemest).
Alle bemesting bij planten werd uitgevoerd met KAS (27 % N). Planten vond plaats op 23 mei, ten gevolge van het natte voorjaar.
Bijbemestingsadviezen
Een bijbemestingsadvies op basis van grondstalen is de referentie methode in Vlaanderen. Hierbij wordt een grondstaal genomen van de lagen 0-30 en 30-60 cm wanneer de individuele aardappelplanten een diameter van ± 15 cm bereikt hebben. Dit is doorgaans ± 2 weken na de opkomst. Dit type bijbemestingsadvies kan je aanvragen bij nagenoeg alle erkende laboratoria in Vlaanderen, waaronder het Viaverda labo, en kost ± € 60 per perceel inclusief staalname.
Grondstalen voor bijbemestingsadvies genomen bij 100 % basisbemesting gaven aan dat meer dan voldoende stikstof aanwezig was in de bodem voor een goede opbrengst. Bij 70 % basisbemesting gaven de resultaten van de grondstalen aan dat een bijbemesting nodig was. Het bijbemestingsadvies bedroeg gemiddeld ± 40 kg N/ha. In de onbemeste objecten wezen de grondstalen op grote stikstof tekorten en werd een bijbemesting tot 100 kg N/ha geadviseerd.
- Op basis van bladsteeltjes
Bij de bladstelen methode worden er doorheen het groeiseizoen op 5 tijdstippen (nl. op 21, 28, 35, 49 en 63 dagen nadat 80 % van de aardappelplanten opgekomen was) 40 bladstelen van het jongste volgroeide samengesteld blad verzameld en geanalyseerd in het labo. Dit type analyse kan je aanvragen bij onder andere het Nederlandse Normec Groen Agro Control, en kost ± € 185 per perceel voor alle tijdstippen samen, exclusief verzendkosten van de stalen die je zelf dient te nemen.
Initieel adviseerde de bladstelen methode in alle objecten een bijbemesting met minstens 50 kg N/ha. Later in het teeltseizoen viel het bijbemestingsadvies bij 100 % basisbemesting en 70 % basisbemesting terug tot 0 kg N/ha, terwijl het bijbemestingsadvies in de onbemeste objecten verder opliep tot wel 125 kg N/ha.
Bij de bladsap methode worden er doorheen het groeiseizoen op 5 tijdstippen (nl. op 21, 28, 35, 49 en 63 dagen nadat 80 % van de aardappelplanten opgekomen was) 40 topbladeren van het jongste en oudste volgroeide samengestelde blad verzameld en geanalyseerd in het labo. Dit type analyse kan je aanvragen bij onder andere het Nederlandse Novacrop Control, en kost ± € 165 per perceel voor alle tijdstippen samen, exclusief verzendkosten van de stalen die je zelf dient te nemen.
Bij de bladsap analyse wordt er geen advies geformuleerd maar worden de gehaltes aan nutriënten, waaronder stikstof, in het bladsap uitgedrukt ten opzichte van streefwaarden. In deze proef wees de bladsap analyse erop dat er geen tekort aan stikstof was bij 100 % basisbemesting en 70 % basisbemesting. In de onbemeste objecten wezen de bladsap analyses op een stikstof tekort.
- Op basis van grondstalen en gewas analyses
Bij de methode gebaseerd op grondstalen en gewas analyses worden er op 4 tijdstippen (nl. op 21, 31, 45 en 70 dagen na de opkomst) een grondstaal van de laag 0-30 cm en 25 samengestelde bladeren van het jongste volgroeide blad verzameld en geanalyseerd. Dit type analyse kan je aanvragen bij onder andere het Nederlandse Eurofins Agro, en kost ± 220 euro per perceel voor alle tijdstippen samen, inclusief staalname.
Op de diverse tijdstippen gaf de combinatie van een grondstaal en gewasanalyse bij 100 % basisbemesting en 70 % basisbemesting een beperkt stikstof bijbemestingsadvies van 3 tot 20 kg N/ha. In de objecten die niet bemest werden varieerde het bijbemestingsadvies van 5 tot 20 kg N/ha op de diverse tijdstippen.
Bijbemesting
Het object 100 % basisbemesting, werd tijdens het teeltseizoen niet meer bijbemest, omdat nagenoeg alle bijbemestingsadviessystemen erop wezen dat bijbemesten niet meer nodig was.
Van de objecten met 70 % basisbemesting, werden er twee bijbemest met 40 kg N/ha (advies grondstalen), twee bijbemest met 32 kg N/ha (advies grondstalen en gewas), één behandeld met BlueN en één niet bijbemest. De bijbemesting met 40 kg N/ha gebeurde in één object met KAS (27 % N) in één toepassing, en in één object met vijf wekelijkse bladtoepassingen van 8 kg N/ha door middel van ureum (46 % N). De bijbemesting met 32 kg N/ha gebeurde in één object met KAS (27 %) in één toepassing, en in één object met vier wekelijkse bladtoepassingen van 8 kg N/ha door middel van ureum (46 % N).
Van de onbemeste proef objecten bij planten, werden er drie bijbemest met 30 kg N/ha, één behandeld met BlueN en één niet bijbemest. De bijbemesting met 30 kg N/ha gebeurde in één object met KAS (27 %) in één toepassing, in één object met zes wekelijkse bladtoepassingen van 5 kg N/ha door middel van ureum (46 % N) en in één object met zes wekelijkse bladtoepassingen van 5 kg N/ha door middel van een samengestelde bladmeststof (20 % N) die tevens magnesium en zwavel bevatte.
Opbrengst en sortering
- Objecten met 100 en 70 % basisbemesting*
De totale opbrengst toont dat een bijbemesting nodig was bij 70 % basisbemesting om een optimale opbrengst te behalen. Indien er niet bijbemest werd, was de opbrengst immers 2.7 tot 6.0 ton/ha lager dan wanneer er wel bijbemest werd.
Daarnaast geven de bruto opbrengsten aan dat indien er bijbemest werd met bladmeststoffen de opbrengst 1.6 tot 2.8 ton/ha hoger was dan wanneer er bijbemest werd met korrelmeststoffen.
Werd er bijbemest met bladmeststoffen tot een totale bemesting van 168 (= 128 + 40) of 160 (= 128 + 32) kg N/ha dan was de totale opbrengst 0.7 tot 2.4 ton/ha hoger dan wanneer er bemest werd met 183 kg N/ha bij planten.
Een toepassing van BlueN presteerde 1.9 ton/ha beter dan wanneer er niet bijbemest werd, maar presteerde 0.8 tot 4.1 ton/ha slechter dan wanneer er wel bijbemest werd of er bemest werd met 183 kg N/ha bij planten.
De bevindingen betreffende de totale opbrengst, weerspiegelden zich ook in de sortering. Het object met 70 % basisbemesting dat niet bijbemest werd had 3 tot 7 ton/ha minder +50 mm knollen dan de andere objecten. Objecten bijbemest met bladmeststoffen hadden 2 tot 3 ton/ha meer +50 mm knollen dan objecten bijbemest met korrel meststoffen. Daarnaast hadden objecten bijbemest met bladmeststoffen tot een totale bemesting van 168 (= 128 + 40) of 160 (= 128 + 32) kg N/ha evenveel of meer +50 mm knollen dan het object dat bemest werd met 183 kg N/ha bij planten.
- Onbemeste objecten bij planten*
Onbemeste objecten bij planten haalden gemiddeld een 6.6 ton/ha lagere opbrengst dan de bemeste objecten. Deze lagere opbrengst manifesteerde zich nagenoeg volledig in het aandeel +50 mm knollen.
Bij de onbemeste objecten bij planten leidde elke vorm van bijbemesting tot een 2 tot 3 ton/ha hogere totale opbrengst dan wanneer er niet bijbemest werd. Bijbemesting met een samengestelde bladmeststof leidde tot een 1 ton/ha hogere totaal opbrengst dan bijbemesting met KAS (27 % N), Ureum (46 %) of BlueN. Op vlak van +50 mm knollen bedroeg de meer opbrengst voor het object bijbemest met een samengestelde bladmeststof 2 ton/ha.
Nitraatresidu
Stikstof nitraatresidu stalen werden genomen op 1 oktober, voor het rooien van de aardappelen om enkel het effect van bemesting in rekening te brengen. Bij 100 en 70 % basisbemesting werd een laag nitraatresidu van 49 tot 60 kg NO3-N/ha behaald. Dit was gemiddeld 15 kg NO3-N/ha hoger dan in de objecten die niet bemest werden bij planten.
Besluit
Deze proefresultaten laten ons toe volgende (voorzichtige) besluiten te trekken:
- Een bijbemestingsadvies voor stikstof op basis van een 1-malige grondstaalname wanneer de individuele aardappelplanten een diameter van ± 15 cm bereikt hebben lijkt de beste optie gezien de correctheid van het bijbemestingsadvies EN de prijs.
- De basisbemesting verlagen en bijbemesten op advies (met bladmeststoffen) laat toe om te besparen op de stikstof bemesting, zonder verlies van opbrengst.
- Bijbemesten met bladmeststoffen lijkt iets efficiënter te zijn dan bijbemesten met korrelmeststoffen.
- In een nat jaar zoals 2023 is het in heel wat gevallen mogelijk om een laag nitraatresidu te halen aan het einde van de teelt.
*Merk op dat deze resultaten ‘tendensen’ zijn en dus mogelijks te wijten zijn aan het toeval. Om na te gaan of deze besluiten stand houden, zal een gelijkaardige proef aangelegd worden in het komende teeltseizoen 2024.
Deze proef werd aangelegd in kader van het demonstratieproject BIJBEMEST en wordt gefinancierd door de Vlaamse overheid en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.