Categories
Close
Menu
Menu
Close
Zoeken...
Search

Hoe kunnen we gemberirrigatie verder optimaliseren?

Hoe kunnen we gemberirrigatie verder optimaliseren?
Print

Bij de gemberteelt onder Vlaamse omstandigheden is nog veel ruimte voor optimalisatie. Eén van de teeltfactoren die we anders moeten bekijken, is irrigatie. Op basis van onderzoek in 2024 blijkt dat gember beter groeit en een hogere opbrengst geeft wanneer meer wordt geïrrigeerd dan de standaard. Irrigeren via bovenberegening lijkt essentieel voor gemberplanten en geeft een beter resultaat dan druppelirrigatie.

Het is moeilijk om gember in Vlaanderen op exact dezelfde manier te telen als in de traditionele productielanden. De klimatologische omstandigheden zijn immers totaal verschillend. In de traditionele productielanden is het warm en vochtig, omstandigheden die we hier in Vlaanderen niet echt kennen. Om de optimale irrigatiestrategie voor de teelt van gember in Vlaanderen te identificeren, werden bij Viaverda twee proeven in onverwarmde tunnel aangelegd: één om de ideale watergift te bepalen en één om irrigatiemethoden te vergelijken.

We plantten het ras ‘Italië’ op 13 en 15 mei 2024 in een zandgrond. Na een heel groeizaam seizoen oogstten we beide proeven, verspreid over de periode van begin oktober tot begin december, zoals ook in de praktijk gebeurt. Hierbij oogstten we de gember als jonge, verse gember, ook wel 'primeurgember' genoemd. Dit wil zeggen dat we, in tegenstelling tot bij geïmporteerde gember, oogsten voordat het loof geel verkleurt en afsterft. De rhizomen zijn op dat moment nog veel sappiger, ogen frisser en zijn makkelijker te bewerken. Het nadeel is dat de rhizomen minder goed bewaren en het uiterlijk snel verandert.

 

Drie watergiften vergeleken

Om verschillende watergiften te kunnen testen, varieerden we het aantal druppeldarmen waarbij elke druppeldarm evenveel water kon afgeven. Normaliter gebruiken we twee druppeldarmen per twee rijen. Dit werd in de proef dan ook beschouwd als de standaardbehandeling. Daarnaast was er een object dat de helft minder water kreeg en een object dat anderhalf keer zoveel water kreeg als de standaardbehandeling. Deze objecten hadden respectievelijk één en drie druppeldarmen voor twee rijen gember.

In het begin van de teelt kreeg de standaardbehandeling 3 l/m² per dag. Tijdens de teelt werd dit geleidelijk aan verhoogd tot een maximale watergift van 5 l/m² per dag vanaf 31 juli. Vanaf 12 september werd de watergift weer geleidelijk aan verminderd en op 18 november werd voor een laatste keer geïrrigeerd. Op het einde van de teelt had de standaardbehandeling 668 l/m² gekregen. Bij de halve watergift was dit 354 l/m² en bij de anderhalve watergift 983 l/m². De bovenberegening werd af en toe kort aangezet om de luchtvochtigheid in de tunnel te verhogen.

 

Optimale groei en hoogste opbrengst bij hoogste watergift

Vanaf juli werd duidelijk dat de planten beter groeiden naarmate de watergift groter was. De planten met de hoogste watergift vormden meer stengels en het gewas was ook langer dan bij de normale watergift. En die had op zijn beurt meer stengels en een hoger gewas dan de halve watergift. Het verschil in gewasgroei bleef zichtbaar tijdens de rest van de teelt. Bij de oogst was het gewicht van het loof dan ook duidelijk hoger naarmate de watergift groter was.

Ook de rhizoomopbrengst volgde dezelfde trend: de anderhalve watergift had de hoogste opbrengst met 10,1 kg/m² over de verschillende oogstmomenten heen. De halve watergift had de laagste gemiddelde opbrengst met slechts 3,5 kg/m² en de normale watergift zat daartussen met 6,6 kg/m². De verschillen leken wel kleiner te worden naarmate later werd geoogst. Dit kan toeval zijn, je oogst natuurlijk verschillende planten op verschillende momenten. Maar het is ook mogelijk dat de planten met een lagere watergift betere (groei)omstandigheden hadden in het najaar.

 

 

Bovenberegening versus druppelirrigatie

In een andere tunnel bekeken we tegelijkertijd op welke manier we best kunnen irrigeren bij gember. Daarbij vergeleken we bovengrondse irrigatie (bovenberegening) met ondergrondse (druppelirrigatie) en een combinatie van de twee. Bij de start van de proef werd gestreefd naar dezelfde irrigatiegift per dag voor alle objecten. Aan de hand van het vochtgehalte in bodemstalen werd bijgestuurd indien nodig.

Dit plan moesten we helaas al snel naar de vuilbak verwijzen. Op 3 juni bleef een kraan door een technisch defect een paar uur lopen bij de druppelirrigatie waardoor veel te veel water werd gegeven. Gelukkig trok het water snel weg in de zandgrond. Eind juni bleek dat het vochtgehalte in de bodem alweer lager lag bij de druppelirrigatie dan bij de andere objecten. Hierop werd de watergift aangepast en zo werd er tot het einde van de proef meer water gegeven via de druppeldarmen. De aanpassing bleek nog niet voldoende en pas in september was het vochtgehalte in de bodem weer gelijkend.

 

Bovenberegening lijkt essentieel

In het begin van de teelt waren de verschillen beperkt en was de groei gelijkmatig. Vanaf augustus werd zichtbaar dat de planten bij de druppelirrigatie beduidend korter waren. Tijdens de oogstperiode was dit nog altijd het geval en dit leidde ook tot een lager gewicht van het loof. Ook de gemiddelde rhizoomopbrengst lag met 13,0 kg/m² lager dan bij de bovengrondse watergift (16,6 kg/m²) en de combinatie van beide methoden (15,2 kg/m²). De bladeren van de planten bij de druppelirrigatie krulden ook veel sneller op. Hierdoor vermindert de bladoppervlakte drastisch en kunnen de planten minder aan fotosynthese doen. Druppelirrigatie alleen lijkt daardoor minder geschikt voor de gemberteelt.

 

Groot verschil tussen de tunnels

Hoewel de tunnels vlak naast elkaar lagen, waren er wel duidelijk verschillen te zien tussen de opbrengsten van beide proeven. Ook tijdens de teelt waren er grote verschillen. We zien hiervoor twee mogelijke oorzaken. Enerzijds is er een verschil in voorgeschiedenis van de tunnel. Zo was de bodemvoorraad stikstof bij de start veel hoger in de tunnel met de watergiftproef. Waarschijnlijk is dit niet ideaal voor gember. In 2025 bekijken we de (stikstof)bemesting van dichterbij. Anderzijds hebben de tunnels ook verschillende plasticfolies. Daardoor was het klimaat in de tunnel met de verschillende irrigatiemethoden meer gematigd dan in de tunnel met de watergiftproef.

 

Extra acties bij planten geen meerwaarde voor hogere opbrengst

De voorbije jaren zagen we altijd dat het loof na planten gedeeltelijk of zelfs volledig afstierf. Hoewel de planten zich meestal wel goed herstellen, is dit geen optimaal scenario. Daarom bekeken we of we dit kunnen vermijden door de planten af te harden volgens de regels van de kunst: de eerste dag de planten 1 uur in de tunnel zetten en daarna weer binnen halen, de tweede dag 2 uur enzovoort. Na een week waren de planten klaar om te worden geplant.

Daarnaast hebben we ook bekeken of het gebruik van minitunnels met vliesdoek bij het planten deze groeistop kon voorkomen. Deze beiden methoden vergeleken we met het rechtstreeks uitplanten van de planten, wat normaalgezien gebeurt. Maar dit jaar stierf het loof bij geen enkel object af en konden we dus geen verschillen waarnemen. Ook bij de oogst waren er geen betenisvolle verschillen te zien tussen de verschillende behandelingen. We blijven hier aandacht voor hebben aangezien bij verschillende telers het loof dit jaar wel afstierf na planten.

 

Meer info

Jeroen Van Mullem

Vorig Artikel Presentaties Studiedag 'Vollegrondsteelten'

Comments are only visible to subscribers.