Categories
Close
Menu
Menu
Close
Zoeken...
Search

Mogelijkheden van groenbemesters in verwarmde serre

Mogelijkheden van groenbemesters in verwarmde serre
Print

In de nieuwe EU bio-verordening wordt de nadruk gelegd op het handhaven en vergroten van de biologische activiteit in de bodem. Specifiek voor serres wordt het gebruik van groenbemesters (voor een korte periode) en een hogere plantendiversiteit opgelegd. Momenteel is over het gebruik van groenbemesters in biologische verwarmde serres echter nog heel weinig geweten. Verkenning van soorten die als groenbemester gebruikt kunnen worden, op welk moment ze best ingezaaid worden en welke impact op de hoofdteelt verwacht kan worden, is dus aan de orde. 

In dat kader liggen er op het PCG dit jaar twee proeven aan binnen het CCBT-project 'Groenbemesters in verwarmde serres: verkenning van de mogelijkheden'. Deze proeven nemen de praktische haalbaarheid voor het opnemen van groenbemesters in een rotatie met vruchtgroenten onder de loep.

In een eerste proef bekijken we de praktische haalbaarheid van het gebruik van groenbemesters in onderzaai bij tomaten. De focus lag daarbij op het vinden van het optimale zaaitijdstip van drie groenbemesters waarmee we in eerdere proeven goede ervaringen hadden. Tagetes, oregano en Ageratum werden een eerste keer ingezaaid op 3 maart onder een hoofdteelt tomaten. Omdat de kieming heel moeizaam verliep, werd heringezaaid op 28 maart. Bij Tagetes en Ageratum vond een beperkte kieming plaats, de oregano kiemde niet. Een tweede inzaaimoment van de drie gewassen vond plaats op 15 juni, maar hiervan kiemde geen enkele groenbemester. Op 19 augustus volgde nog een derde zaaimoment, maar ook dit zaaimoment kende geen succes en leidde niet tot kieming.

Metingen van de lichthoeveelheid tonen aan dat het heel donker is onderaan het tomatengewas. Uitgemiddeld doorheen de teelt was er maar liefst 70% minder licht beschikbaar onder het gewas. Om na te gaan of de beperkte lichthoeveelheid de moeizame kieming kan verklaren, legden we eind juli een kleine pottenproef aan. Door de kieming van de groenbemesters in verschillende potten op te volgen, kregen we meer inzicht in de invloed van lichtbeschikbaarheid, het type grond en bemesting op hun kieming. De beperkte lichtbeschikbaarheid bleek de grootste impact te hebben op de kieming van deze groenbemesters. Alle groenbemesters vertoonden een belemmerde kieming onder donkere omstandigheden. Het is dus niet vanzelfsprekend om groenbemesters te zaaien onder een tomatenteelt. Volgend jaar plannen we een vervolgproef met meerdere vruchtgewassen, die hier meer duidelijkheid over zal scheppen.

Momenteel loopt voor dit project nog een andere proef, waarin de mogelijkheden van het zaaien van groenbemesters na een teelt vruchtgroenten wordt bekeken. Hierin wordt nagegaan wat het uiterste zaaimoment is om verschillende groenbemesters in te zaaien. In deze proef worden op verschillende momenten facelia, snijrogge, wikke, gele rolklaver en een mengsel van Japanse haver en Alexandrijnse klaver ingezaaid.

 

Meer info

Jeroen Van Mullem

 

Samenwerking

Dit onderzoek kadert binnen het project “Groenbemesters in verwarmde serres: verkenning van de mogelijkheden”, gefinancierd door CCBT

Vorig Artikel Poster Meloidogyne chitwoodi in de groenteteelt
Volgend Artikel Beheersing van wortelknobbelaaltjes in biologische verwarmde serres

Comments are only visible to subscribers.