Binnen dit LA-traject in samenwerking met ILVO en KU Leuven zullen verschillende lokaal beschikbare biomassastromen (natuurbeheerresten, compost,...) gescreend en geoptimaliseerd worden om te gebruiken als duurzame, plantversterkende veenvervangers en bodemverbeteraars. Deze biomassastromen hebben grote voordelen: ze worden lokaal geproduceerd, zijn van nature rijk aan functionele gemeenschappen van micro-organismen die sterker zijn dan individuele soorten, ze kunnen de werking van bio-controleproducten verhogen, bevatten veel effectieve koolstof en bovendien relatief weinig stikstof en fosfor.
Dit project is drieledig. We evalueren de efficiëntie van natuurbeheerresten en lokale biomassastromen (composten, beheerresten,…) als veenvervanger, bodemverbeteraar en bio-controle. Gedurende het project zullen minstens 3 veenvervangers en 3 zure bodemverbeteraars geoptimaliseerd worden voor duurzame toepassing in zowel containerteelt als vollegrond. De uitloging van nutriënten, de plantopname en het effect op de plantkwaliteit en -groei worden uitgebreid gedemonstreerd.
Er wordt eveneens een sneltest ontwikkeld om op een eenvoudige manier de eigenschappen van bijvoorbeeld een nieuwe batch compost te bepalen. Zo kunnen deze batchen voorzien worden van een label met voor telers belangrijke eigenschappen, wat voorheen niet mogelijk was door de kostprijs van uitgebreide analyses. Ook de gebruikte producten zullen uitgebreid gekarakteriseerd worden. Deze karakteriseringstabel zal nadien ter beschikking gesteld worden als tool om bedrijfsspecifieke adviezen te kunnen geven.
In derde instantie worden zes biomassastromen uitgebreid getest op aanwezige micro-organismen en hun effect op de infectiegevoeligheid van de planten, dus de plantweerbaarheid. We gaan na of schimmelinfecties afgezwakt of geweerd kunnen worden door het gebruik van deze biomassastromen in de bodem of in pot. Hierbij focussen we op Verticillium-problemen bij chrysant, Phytophthora bij 'Ellwoodii' en Calonectria bij azalea.