Categories
Close
Menu
Menu
Close
Zoeken...
Search

Poster Meloidogyne chitwoodi in de groenteteelt

Poster Meloidogyne chitwoodi in de groenteteelt
Print

In het kader van het LA-traject 'Beheersing van plantenparasitaire nematoden met groenbedekkers in de openluchtgroenteteelt’

In januari 2018 startte het Vlaio-onderzoeksproject ‘Beheersing van plantenparasitaire nematoden met groenbedekkers in de openluchtgroenteteelt’. Eind februari 2022 werden de laatste veldproeven afgerond.

De bevindingen uit het project werden gebundeld in enkele infoposters over de wortelknobbelnematode Meloidogyne chitwoodi, de wortellesienematode Pratylenchus penetrans en een eerste overzicht over de waardplantstatus van een aantal courant gebruikte groenbedekkers voor deze twee nematodensoorten. Een brochure over het gebruik van groenbedekkers om plantenparasitaire nematoden te beheersen wordt voorbereid.


Meloidogyne chitwoodi is een wortelknobbelnematode die schade kan veroorzaken op belangrijke akkerbouwgewassen en groenten. Groeiachterstand kan optreden omdat de nematode (= aaltje) voedingsstoffen onttrekt aan de plant. Kwaliteitschade treedt op door de vorming van knobbels bij groenten zoals wortel en schorseneer (foto 1).

 

Ernstige knobbelvorming op de penwortel van wortel veroorzaakt door Meloidogyne chitwoodi
Ernstige knobbelvorming op de penwortel van schorseneer veroorzaakt door Meloidogyne chitwoodi

Foto 1: Ernstige knobbelvorming op de penwortel van wortel en schorseneer veroorzaakt door Meloidogyne chitwoodi

 

Levenscyclus

In de levenscyclus van nematoden onderscheiden we eitjes, vier juveniele stadia (J1 tot J4) en adulten (volwassenen). Om van het ene naar het volgende stadium te gaan vervellen de nematoden. Bij wortelknobbelnematoden zoals M. chitwoodi leggen de volwassen vrouwtjes eitjes die worden samengehouden in een gel en een eipakketje vormen. Deze eipakketjes vind je meestal aan de buitenkant van een plantenwortel maar ze kunnen ook aanwezig zijn binnen in een aardappelknol of penwortel van bijvoorbeeld wortel of schorseneer. Degel beschermt de eitjes tegen onder andere uitdroging. De eipakketjes zijn zichtbaar met het blote oog. Nieuwe eipakketjes zijn licht van kleur (wit) en ze worden donkerder (bruin) met tijd.

J2 M. chitwoodi

J2 M. chitwoodi

In elk eitje ontwikkelt zich een eerste juveniel stadium (J1). Een eerste vervelling tot het tweede juveniel stadium (J2) gebeurt in het eitje. Wanneer de omstandigheden gunstig zijn (voldoende vocht en niet te koud) komen deze J2 uit het eitje. Ze gebruiken hun mondstekel om de eischaal te breken. Deze J2 zijn microscopisch klein en vind je in de bodem. Ze gaan er actief op zoek naar een plantenwortel. Eenmaal die gevonden is prikken ze de wortel aan met hun stekel en dringen ze de wortel binnen. In de wortel bewegen deze J2 zich tussen de plantencellen door naar de vaatbundel, het centrale deel van de wortel. Daar prikken ze een cel aan die ze omvormen tot een zogenaamde reuzencel. Ze zitten vast met de stekel in deze reuzencel en zijn nu sedentair, ze verplaatsen zich niet meer.

De reuzencellen zorgen voor een continue aanvoer van voedingstoffen voor M. chitwoodi. De J2 zwellen op en vervellen kort na elkaar tot J3, J4 en ten slotte tot volwassen vrouwtjes of mannetjes.

De volwassen vrouwtjes van M. chitwoodi zijn peervormig en beginnen met het afzetten van eitjes. Bij M. chitwoodi is de vermenigvuldiging meestal ongeslachtelijk. De eitjes moeten niet bevrucht worden door een mannetje. Mannetjes komen alleen voor in ongunstige omstandigheden zoals bij gebrek aan voedsel. Ze zijn wormvormig zoals de J2 maar veel groter. Ze verlaten de wortel wel en net als de J2 kan je ze aantreffen in de bodem.

De duur van de levenscyclus is afhankelijk van de waardplant (= plant waar ze zich op voeden en vermeerderen) en de omstandigheden. Temperatuur speelt hierbij een belangrijke rol. Voor M. chitwoodi ligt de ideale temperatuur tussen  20 en 30°C. Onder ideale omstandigheden duurt het ongeveer één maand om van ei tot ei te gaan. Tijdens het teeltseizoen kunnen zo meerdere generaties worden gevormd en kan de populatie sterk toenemen. Deze tweede en derde generaties kunnen dan op het veld aanwezige knollen en penwortels van aardappelen, wortelen en schorseneren binnendringen. De knobbels die gevormd worden zijn een reactie van de plant op de aanwezigheid van wortelknobbelnematoden.

M. chitwoodi is een obligate plantenparasiet en heeft een waardplant (=plant waar de nematode zich op kan voeden en vermeerderen) nodig om te overleven. Er is een uitgebreide waardplantenreeks voor M. chitwoodi waaronder ook veel onkruiden. Zonder waardplant zullen de aantallen van M. chitwoodi afnemen. Dat gebeurt geleidelijk en zal sneller zijn tijdens de warmere maanden van het jaar. Bij voldoende hoge bodemtemperatuur blijft M. chitwoodi actief en verbruiken ze hun energie tijdens de zoektocht naar een waardplant. Tijdens de koudere perioden van het jaar zullen ze spaarzaam omgaan met hun energie (rustfase). Bovendien kan M. chitwoodi ook overleven als eitjes die in de bodem of worteldelen achterblijven. De J2 blijven in een rustfase in deze eitjes zitten om er bij stijgende bodemtemperaturen in het voorjaar uit te komen.

M. chitwoodi kan meer dan een jaar overleven zonder waardplant (zwarte braak of niet-waardplanten op het veld). Hun aantallen nemen af maar door de korte duur van de levenscyclus in ideale omstandigheden kan een lage beginbesmetting een grote aantasting geven bij gewassen met een langere veldperiode.

 

Hoe herkennen?

Wortelknobbelnematoden zijn microscopisch klein en niet met het blote oog zichtbaar. Volwassen vrouwtjes kunnen zichtbaar zijn als kleine peervormige bolletjes in wortels of knollen (foto 2).

 

Doorgesneden aardappelknol
Foto 2: Doorgesneden aardappelknol met zichtbare volwassen vrouwtjes van Meloidogyne chitwoodi (witte bolletjes) en eipakketjes (bruine bolletjes).

 

Afhankelijk van de waardplant kunnen knobbels zichtbaar zijn op het wortelstelsel van aangetaste planten. De knobbelvorming is afhankelijk van de waardplant (cultivar) en van de teeltduur. Zo kunnen bij wortelen met een langere teeltduur grote knobbels gevormd worden op de penwortel (foto 1) terwijl bij wortelen die minder lang op het veld staan enkel op de zijwortels knobbels zichtbaar  zijn (foto 3).

 

Knobbels op de zijwortels van wortel veroorzaakt door Meloidogyne chitwoodi
Knobbels op de zijwortels van wortel veroorzaakt door Meloidogyne chitwoodi

Foto 3: Knobbels op de zijwortels van wortel veroorzaakt door Meloidogyne chitwoodi

 

Wanneer op een perceel geen planten met knobbels op het wortelstelsel worden aangetroffen kan een grondmonster genomen worden. Dit doe je best door verspreid over het perceel grond uit de bouwvoor (tot 25 cm diepte) te verzamelen. Ideaal verzamel je ongeveer 1,5 liter grond per derde van een hectare. In deze grond kan je een tomaat planten. Na 8 tot  12 weken kan je het wortelstelsel van de tomatenplant controleren op aanwezigheid van knobbels en eipakketjes (foto 4).

 

Knobbels en eipakketjes (bruine bolletjes) op de wortels van tomaat veroorzaakt door Meloidogyne chitwoodi
Knobbels en eipakketjes (bruine bolletjes) op de wortels van tomaat veroorzaakt door Meloidogyne chitwoodi

Foto 4: Knobbels en eipakketjes (bruine bolletjes) op de wortels van tomaat veroorzaakt door Meloidogyne chitwoodi

 

Om te bepalen met welke soort wortelknobbelnematode je te maken hebt is een analyse in een gespecialiseerd laboratorium nodig. Een correcte identificatie is belangrijk om de juiste maatregelen te kunnen nemen om het probleem te beheersen.

 

Schade bij groenten

Opbrengstverlies door Meloidogyne chitwoodi kan zowel kwalitatief als kwantitatief zijn. De schade veroorzaakt door M. chitwoodi uit zich voornamelijk door ernstige kwaliteitsschade bij groenten waarvan het ondergrondse deel wordt geoogst zoals wortel en schorseneer (foto  1). Deze kwaliteitsschade kan al &optreden bij lage aantallen M. chitwoodi in de bodem en komt voornamelijk voor bij cultivars met een langere veldperiode (meer dan 100 dagen). Ernstige knobbelvorming kan ook verminderde groei tot gevolg hebben. Groeiachterstand en verminderde opbrengst zonder schade op de penwortel kan ook voorkomen (foto 5).

 

Opbrengst wortelen
Foto 5: Opbrengst van 1 m2 wortelen bij een initiële dichtheid van < 350 Meloidogyne chitwoodi per 100 cm3 grond (links) en > 1000 M. chitwoodi per 100 cm3 grond (rechts).

 

Groeiachterstand en ;verminderde opbrengst kan ook optreden bij erwt, spinazie, knolselder en ui. Opbrengstderving is afhankelijk van de aantallen M. chitwoodi en is vaak cultivarafhankelijk. De maximale opbrengstderving voor een aantal groenten zoals wortel en schorseneer kan 100% zijn wanneer door kwaliteitsschade partijen niet meer verwerkbaar zijn en op het veld achterblijven.

  Groente   Maximaal verlies (%) door M. chitwoodi
   
  Erwt    70 %
  Knolselder    22 %
  Schorseneer  100 %
  Spinazie    48 %
  Wortel  100 %
  Ui    15 %

 

Quarantainestatus

Sinds 1998 is M. chitwoodi een quarantaineorganisme in de EU. Wanneer M. chitwoodi wordt aangetroffen dan geldt de algemene meldingsplicht (FAVV - Meldingsplicht en meldingslimieten (favv-afsca.be)) en worden maatregelen opgelegd. De productie van vermeerderingsmateriaal is verboden op besmette percelen. Telers moeten een rotatie volgen waarbij minstens 2 teelten op  3 niet waardplanten zijn of resistente/tolerante rassen van gevoelige gewassen zijn. Er mag geen grond de besmette percelen verlaten. Knollen en wortels moeten gereinigd worden op het perceel alvorens ze mogen worden verwijderd van het besmette perceel. Machines moeten ook gereinigd worden op het besmette perceel. Meer informatie is te vinden in de omzendbrief M. chitwoodi en M. fallax (FAVV - Omzendbrieven Plantaardige productie (favv-afsca.be)).

 

Hoe te voorkomen?

Het belangrijkste in de strijd tegen M. chitwoodi is preventie. Een besmetting van een perceel kan gebeuren door invoer van besmet uitgangsmateriaal en grond. Uitgangsmateriaal moet voldoen aan de fytosanitaire richtlijnen van de EU en visueel vrij zijn van M. chitwoodi. Gebruik enkel gecertificeerd pootgoed van aardappel. Plantgoed van (knol)selder en kolen worden geproduceerd in substraten vrij van nematoden. Preiplanten worden vaak &geproduceerd in zaaibedden op percelen en een besmetting met M. chitwoodi is meestal niet visueel waar te nemen. Zorg ervoor dat preiplanten afkomstig zijn van een perceel vrij van M. chitwoodi.

Besmette grond kan op een perceel terecht komen met voertuigen en machines. Bedrijfshygiëne is dan ook een belangrijk middel om verspreiding van M. chitwoodi te voorkomen. Wanneer landbouwvoertuigen en machines worden ingezet op een bekend besmet of verdacht perceel zorg dan altijd voor een reiniging van de voertuigen en machines alvorens het perceel te verlaten. Dit kan door het borstelen van de machines gevolgd door een grondigere reiniging op het bedrijf waarbij waswater en grond niet op landbouwpercelen terecht komen. Dit geldt ook voor zeef- en sorteergrond. Bewerk een besmet perceel bij voorkeur als laatste en in omstandigheden waarbij minder grond aan de machines blijft kleven.

 

Geïntegreerde beheersing van M. chitwoodi

Eenmaal aanwezig op een perceel is het belangrijk de populatie M. chitwoodi zo laag mogelijk te houden om de kansen op uitroeiing te behouden. Door de ruime waardplantenreeks van M. chitwoodi is het zeer moeilijk om met rotaties het probleem aan te pakken. Een aangepaste rotatie kan wel de aantallen M. chitwoodi sterk laten dalen zodat schade beperkt blijft bij gevoelige teelten in de rotatie.

Onkruidbeheersing

M. chitwoodi kan zich vermeerderen op verschillende vaak voorkomende onkruiden zoals akkerdistel, Europese hanenpoot, herderstasje, klein kruiskruid, melganzevoet, paardenbloem en zwarte nachtschade.

Aardappelopslag zorgt ook voor het in stand houden of zelfs vermeerderen van M. chitwoodi. Om M. chitwoodi aan te pakken is onkruidbeheersing en vernietiging van aardappelopslag dan ook zeer belangrijk.

 

Zwarte braak

M. chitwoodi kan overleven in de bodem als J2 of als eitje. Zonder waardplant is hun overleving beperkt in de tijd en sterk afhankelijk van hun activiteit. Bij voldoende hoge bodemtemperaturen komen J2 uit de eitjes, zijn de J2 actief en verbruiken ze hun energie. Een zwarte braak periode zal daarom effectiever zijn tijdens de warmere perioden van het jaar. Om M. chitwoodi helemaal kwijt te raken is een zwarte braak periode van meer dan 1 jaar nodig. Onkruidbeheersing en vernietiging van aardappelopslag zijn noodzakelijk.

 

Rotaties met niet-waardplanten

Er zijn weinig gewassen die geen waardplant zijn voor M. chitwoodi. Aardbei, cichorei, vlas en stamslaboon (cultivar afhankelijk) zijn opties. Veldproeven met bloemkool doen vermoeden dat bloemkool geen waardplant is. Resistente suikerbiet is een andere mogelijkheid en ook resistente aardappelrassen zijn in ontwikkeling.

 

Rotaties met korte teelten

Teelten met een korte veldperiode kunnen worden geoogst alvorens M. chitwoodi zich kan vermeerderen en zijn zo vanggewassen. Omdat temperatuur een belangrijke rol speelt bij de ontwikkeling van M. chitwoodi worden de korte teelten best in het voorjaar (lagere bodemtemperaturen) voorzien. Erwt, sla en spinazie zijn hiervoor goede keuzes. Afhankelijk van de cultivar en de aantallen M. chitwoodi kan bij deze gewassen wel opbrengstderving optreden. Stamslaboon kan ook in de rotatie worden opgenomen. Verschillende cultivars van stamslaboon vermeerderen M. chitwoodi niet. Het is belangrijk om na de oogst van deze gewassen de stoppel zo snel mogelijk te vernietigen om verdere ontwikkeling van M. chitwoodi te stoppen. Na de voorjaarsteelten kan een zwarte braak tijdens de zomer worden voorzien gevolgd door een resistente groenbedekker.

 

Groenbedekkers

Bij het opnemen van groenbedekkers in de rotatie is het belangrijk dat gekozen wordt voor een resistente groenbedekker. Verschillende cultivars ;van bladrammenas met M. chitwoodi-resistentie (foto  6) zijn beschikbaar op de markt en geven goede resultaten. Bovendien bezitten deze cultivars vaak ook resistentie tegen de bietencystenematode Heterodera schachtii.

Rolklaver is ook geen waardplant voor M. chitwoodi maar is een moeilijkere teelt door deonkruiddruk.

 

Bladrammenas met Meloidogyne chitwoodi-resistentie is de beste keuze als groenbedekker
Foto 6: Bladrammenas met Meloidogyne chitwoodi-resistentie is de beste keuze als groenbedekker

 

Tagetes patula (Afrikaantjes, foto 7) zijn geen waardplant voor M. chitwoodi en laten bovendien de populatie van de wortellesienematode Pratylenchus penetrans actief dalen. Hiervoor moet deze vorstgevoelige teelt wel drie maand op het veld staan. Inzaaien voor augustus is dan ook nodig samen met onkruidbeheersing. Afrikaantjes passen in een rotatie met korte voorjaarteelten gevolgd door een korte braakperiode in het begin van de zomer.

 

Afrikaantjes (Tagetes patula ) zijn geen waardplant voor M. chitwoodi.
Foto 7: Afrikaantjes (Tagetes patula) zijn geen waardplant voor M. chitwoodi.

 

Na een late oogst is rogge vaak de enige groenbedekker die nog kan worden ingezaaid. Uit pot- en veldproeven blijkt dat rogge de populatie M. chitwoodi laat toenemen. Rogge is dus geen goede keuze op M. chitwoodi besmette percelen. Italiaans raaigras is bij late zaai van groenbedekkers een betere keuze maar dit is cultivarafhankelijk.

Mengsels van groenbedekkers zijn vaak geen goede keuze om M. chitwoodi te onderdrukken. Ze bevatten vaak een waardplant voor M. chitwoodi waardoor het effect van een resistente cultivar teniet wordt gedaan.

 

Biologische grondontsmetting

Bij biologische grondontsmetting of biofumigatie worden voornamelijk groenbedekkers van de brassicafamilie gebruikt. Zij bevatten een hoog glucosinolaatgehalte dat bij verhakselen wordt omgezet in toxische isothiocyanaten. Voor een optimaal effect wordt een biofumigatie het best uitgevoerd tijdens de warmere periode van het jaar. Het aanrollen van de bodem of afdekken met plastic verhoogt het effect.

 

Aanbevelingen

Werk steeds met schoon uitgangsmateriaal.

  • Hanteer een strikte bedrijfshygiëne en tracht besmette percelen als laatste te bewerken.
  • Vermijd goede waardplanten met een lange veldperiode zoals schorseneer en late aardappelrassen, het duurt jaren om de populatie M. chitwoodi weer naar beneden te krijgen.
  • Rotaties met korte veldperiode in het voorjaar (vb. spinazie, boon) gevolgd door een zwarte braak tijdens de zomer en een resistente groenbedekker in de herfst laten de populatie M. chitwoodi met meer dan 80% dalen.
  • Vernietig de stoppels onmiddellijk na de oogst.
  • Kies voor resistente groenbedekkers en let op met mengsels.
  • Onkruidbeheersing en vernietiging van (aardappel)opslag is noodzakelijk.

 

Meer info
Louis Lippens
Vorig Artikel Presentatie optimalisatie aubergineteelt: rassenkeuze en belang van geënte planten
Volgend Artikel Brochure 'Wateropslag en het first flush systeem'