Aaltjes… nematoden… het zijn kleine draadvormige wormpjes die op onze planeet krioelen, ook in de bodem. We zijn er ons misschien niet van bewust, maar ze zijn met héél erg veel.
De meeste soorten aaltjes die in de bodem voorkomen, zijn nuttig en zorgen mee voor een goede bodemgezondheid. Echter, een aantal soorten kunnen schade veroorzaken aan planten. Binnen deze groep plantenparasitaire nematoden zijn wortelknobbelnematoden (Meloidogyne spp.) de meest schadelijke wereldwijd. Ze hebben vaak veel verschillende waardplanten, dat zijn planten waar ze zich op kunnen voeden en vermeerderen.
In de onderstaande presentatie van Wim Wesemael (ILVO), gegeven tijdens de studienamiddag Wortelknobbelaaltjes in de bioteelt, leer je meer over deze bijzondere organismen en hun aanpak.
In bio verwarmde kassen blijft de vruchtwisseling meestal beperkt tot tomaat, paprika, komkommer en eventueel aubergine en courgette. Dit werkt de opbouw van populaties van plagen en ziekteverwekkers, zoals wortelknobbelaaltjes, in de hand. Nu worden vooral gekende resistente rassen, grondstomen of niet-chemische bodemontsmetting toegepast om deze aaltjes te beheersen, maar deze methoden blijken ontoereikend. Daarom deden ILVO en PCG in het VLAIO LA-project ‘Beheersing van Meloidogyne spp. in intensieve biologische vruchtgroenteteelt in kas’ tussen 2018 en 2022 onderzoek naar een innovatieve aanpak hiervoor.
Uit het project lijkt een goede beheersing mogelijk door te kiezen voor minder gevoelige onderstammen en inzaai van rucola tijdens de wintermaanden. Daarnaast kan de toevoeging van chitine aan de bodem een daling in aaltjespopulatie teweegbrengen. Preventie ;blijft echter van cruciaal belang. Een goede bedrijfshygiëne en vertrekken van aaltjesvrij uitgangsmateriaal helpen problemen voorkomen.
Hieronder sommen we de resultaten op die voor de praktijk het meest relevant zijn. De kans op succes is waarschijnlijk het grootst als verschillende technieken worden gecombineerd.
Geschikte resistente onderstammen tegen Meloidogyne
Voor komkommer werden vier beloftevolle onderstammen getest in een met Meloidogyne incognita besmette serre met Dee Gree (Vitalis) als bovenstam: TRC11550, TRC11542, Ancora en TRC1401. Onderstam TRC 11550 gaf de beste resultaten. Deze had telkens weinig wortelknobbels en de aaltjespopulatie daalde. Zowel bij TRC11542 als TRC1401 werd een stijging van de aantasting vastgesteld bij toenemende nematodenaantallen, wat niet het geval was bij Ancora en TRC11550. Ook qua opbrengst kwamen TRC11550 en Ancora als de betere uit de proef.
Daarnaast werden vijf tomatenonderstammen onderzocht onder praktijkomstandigheden: Fortamino, Ubari, Kaiser, Emperador en DR141 TX, allen met boventeelt Admiro (De Ruiter). Deze onderstammen vertoonden geen verschillen in gewasopbrengst. Bij Fortamino en DRO 141 TX werd een reductie in aaltjespopulatie vastgesteld, terwijl bij Kaiser en Astrolite de minste aantasting op het wortelstelsel werd opgemerkt.
Ook werden vier paprika onderstammen vergeleken in de praktijk: Scarface, Taritana, Snooker en BOL5103, samen met het ras Marletta (resistent), allen met bovenstam Rivato (De Ruiter). Ook hier konden geen verschillen in opbrengst worden vastgesteld tussen de verschillende objecten. Echter hadden de vruchten van Marletta een significant lager vruchtgewicht. In deze proef werd bij onderstammen Taritana en Scarface in alle herhalingen een daling in aaltjespopulatie vastgesteld en Taritana vertoonde geen knobbels op het wortelstelsel.
Potentieel van vanggewassen tijdens de wintermaanden
Vanggewassen lokken wortelknobbelaaltjes in hun wortels, waar deze vast komen te zitten en zich vervolgens niet verder kunnen ontwikkelen. Potentieel interessante soorten vanggewassen kiemen en groeien nog voldoende tijdens de winterperiode. Ze zijn inpasbaar in de teeltrotatie zonder grote economische gevolgen en zorgen voor een afname van de populatie wortelknobbelaaltjes. Soms wordt de ontwikkeling van de aaltjes enkel vertraagd en dan is het belangrijk dat de plant vernietigd wordt vooraleer nieuwe eitjes worden gevormd. Op basis van deze criteria werden volgende vanggewassen geselecteerd: rogge, wilde rucola, mosterdblad, veldsla en een mengsel van veertien soorten. Rucola bleek in een eerste proef beloftevol om de aaltjespopulatie onder controle te houden.
Verschillende vanggewassen zoals gerst, mosterblad, mengsel en wilde rucola werden in de winter ingezaaid.
De proef werd herhaald waarbij ook werd gekeken naar het effect van het vernietigen en onderwerken van de teelten in de bodem. Wanneer de gewassen niet werden ingewerkt, zag men een daling in aaltjespopulatie bij rucola en bladrammenas. Na inwerken van de gewassen werd een sterkere daling bij bladrammenas en een lichte daling bij mosterdblad waargenomen, al bleven de eindpopulaties overal vrij hoog. Beide gewassen bevatten glucosinolaten die na afbraak een nematoden dodende werking hebben. Na het inwerken van de vanggewassen werden komkommers (Galaxy (Vitalis) en Dee Lite (Enza) op TRC 1401) geplant. Deze komkommers werden beoordeeld op de vorming van wortelknobbels en in alle objecten werd een grote hoeveelheid wortelknobbels geteld. Ondanks de daling van de aaltjespopulatie door de vanggewassen bleef de populatie nog hoog bij het planten van de komkommer.
Praktische haalbaarheid tussenteelten moeilijk
De mogelijkheid om de aantasting door de aaltjespopulatie onder controle te houden met behulp van tussenteelten werd onderzocht bij een hoofdteelt paprika. Bladrammenas, Tagetes patula, Ageratum houstonianum, Cineraria maritima en rolklaver werden onder de paprika’s gezaaid in de dubbele plantrij en stengelui, basilicum en aubergine MAO werden onder/tussen de paprika’s geplant. Tussenteelten die tussen de hoofdteelt vruchtgroenten gezaaid of geplant worden, kunnen de wortelknobbelaaltjes sterker aantrekken dan de hoofdteelt, waardoor deze laatste beter beschermd wordt. Ze kunnen ook fungeren als vanggewas en zo de aaltjes “vangen” in hun wortels. Nadeel van deze tussengewassen was dat sommigen zoals aubergine, Tagetes, bladrammenas en Ageratum een hogere groeisnelheid hadden dan de paprika’s, waardoor deze regelmatig moesten worden teruggesnoeid. Ook bleken de tussenteelten een vochtig microklimaat te creëren waardoor Sclerotinia ontwikkelde in de paprika’s. Het is dus belangrijk om te kiezen voor een tussenteelt die luchtigheid aan de stengelvoet blijft garanderen zodat de gewasgezondheid van de hoofdteelt gewaarborgd blijft.
Bladrammenas als tussenteelt in paprika
Een aanvullende pottenproef bracht uitsluitsel over de invloed van de tussenteelt op de aaltjespopulatie. De meeste tussenteelten geven aanleiding tot vorming van eipakketjes, met uitzondering van Tagetes en donsbloem (Ageratum). Bij donsbloem is echter nog niet geweten of de aaltjes hier worden aangetrokken of niet. Tomaat, basilicum en stengelui vertonen in alle planten eipakketjes en ook de meeste eitjes per eipakketje, deze zijn dus niet aan te raden als tussenteelt.
Natuurlijke bodemmiddelen bieden potentieel om aaltjes te beheersen
Verschillende natuurlijke bodemmiddelen werden beproefd in een tomatenteelt bij een biologische teler met Meloidogyne besmetting. Deze teler produceert zelf CMC- en wormcompost. Wormcompost wordt aangemaakt dankzij compostwormen, CMC compost staat voor Controlled Microbial Composting. Beiden fungeren als bodemverbeteraar. Naast deze compostsoorten werd ook een object met compost van ILVO toegevoegd.
Ook de producten chitine en Rootella lagen in proef. Rootella zorgt voor de inoculatie van de plantenwortels met endomycorrhiza. Endomycorrhiza zorgen voor een verbeterde opname van voedingsstoffen en zorgen hierdoor voor een hogere gewasopbrengst en minder stress. Van chitine werd in eerder onderzoek een reducerend effect op Meloidogyne aangetoond.
De Meloidogyne populatie nam in alle objecten toe tijdens de tomatenteelt, te wijten aan het gebruik van de niet-resistente onderstam Maxifort. Waar Rootella of chitine toegepast was, was deze toename beperkt, terwijl CMC compost de aaltjespopulatie juist het sterkst deed stijgen. Het wortelgewicht en de opbrengstresultaten waren gelijk voor alle behandelingen
Eenzelfde proef werd aangelegd in een komkommerteelt. In komkommer zorgden alle objecten voor een duidelijke afname in aaltjespopulatie, met de sterkste reductie waar chitine werd toegediend. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat het toedienen van compost aan een dosis van 3kg/m² of Rootella een manier zijn om de aaltjeshoeveelheid te doen dalen. Bovendien stelden we in deze proef ook de laagste hoeveelheid aan saprofagen (nuttige nematoden) vast.
In dit project werd ook gezocht naar natuurlijke middelen ter beheersing van wortelknobbelaaltjes, maar een middel dat voor een daling van de aaltjespopulatie zorgde, werd nog niet gevonden.
Meer info
Saskia Buysens
Dit onderzoek kadert in de project 'Beheersing van Meloidogyne in intensieve biologische vruchtgroenteteelt in kas'.