Categories
Close
Menu
Menu
Close
Zoeken...
Search

Aardappelen bemesten met een plan

Aardappelen bemesten met een plan
Print

In het komende teeltseizoen blijven de stikstof bemestingsnormen van MAP 6 van toepassing. Dit betekent dat voor aardappelen in gebiedstype 0 en 1 een stikstofbemestingsnorm van 190 en 210kg N/ha van toepassing is op respectievelijk zand en niet-zand gronden. In gebiedstype 2 en 3 zijn deze stikstofbemestingsnormen respectievelijk 10 en 20% lager. 
 

Tabel 1 – Stikstof bemestingsnormen voor aardappelen in 2023

Gebiedstype 0 en 1 Gebiedstype 2 Gebiedstype 3
zand niet-zand zand niet-zand zand niet-zand
190 210 171 189 152 168

 

 

 

 

Om binnen de beschikbare bemestingsruimte een optimale opbrengst en kwaliteit te realiseren met een zo laag mogelijk nitraatresidu, schuiven we de volgende 3-ledige aanpak naar voor.

 

1. Bemest perceelsspecifiek 

Een goed bemestingsplan start bij het zo goed mogelijk inschatten van de benodigde stikstofbemesting per perceel. Deze benodigde stikstofbemesting hangt af van de stikstofbehoefte van de teelt enerzijds en de verwachte stikstoflevering op het perceel anderzijds.

 

benodigde stikstofbemesting = stikstofbehoefte - verwachte stikstoflevering

 

  • Voor aardappelen wordt de stikstofbehoefte bepaald door de vroegrijpheid van het ras. Zo hebben vroege aardappelen een stikstofbehoefte van ±190kg N/ha, terwijl halvroege en late aardappelen een stikstofbehoefte hebben van respectievelijk ±240kg N/ha en ±290kg N/ha. 
  • De verwachte stikstoflevering op het perceel wordt bepaald door de minerale stikstofvoorraad in de bodem in het voorjaar (bovenste 60 cm) en de verwachte stikstoflevering uit: oogstresten van de voorgaande teelt, de ingewerkte groenbemester, de mineralisatie van bodemorganische stof tijdens de stikstofopnameperiode van de teelt en de bemesting gevoerd in het voorgaande jaar. 

De minerale stikstofvoorraad in de bovenste 60 cm van de bodem is in het vroege voorjaar veelal laag en varieert in functie van het weer en het perceel van 20 tot 40kg N/ha. De stikstoflevering uit oogstresten die op het veld achtergebleven zijn, hangt af van het gewastype, de hoeveelheid oogstresten en het tijdstip van inwerken van de oogstresten. Gemiddeld leveren oogstresten van akkerbouwgewassen weinig tot geen stikstof voor de volgteelt (0 tot 20kg N/ha), terwijl oogstresten van groenten van 10 tot wel 60kg N/ha kunnen aanleveren. 

Ook de stikstoflevering uit een groenbemesters zal sterk verschillen. Zo stelt een groenbemester - afhankelijk van het type, de ontwikkelingsgraad en het tijdstip van inwerken - 0 tot 60kg N/ha vrij voor de volgteelt, waarbij er minder stikstof geleverd wordt indien de groenbemester minder goed ontwikkeld was en/of voor de winter ingewerkt werd. 

Bij mineralisatie van bodemorganische stof wordt er tijdens het groeiseizoen wel 0.5 tot 1.0 kg N/ha per dag vrijgesteld. Dit impliceert dat er voor vroege aardappelen ongeveer 50 tot  60 kg N/ha kan geleverd worden door mineralisatie van bodemorganische stof, terwijl dit voor halfvroege en late aardappelen kan oplopen van 60 tot 90 kg N/ha. 

Tot slot kan organische bemesting die in het voorafgaande najaar uitgevoerd werd, nog nawerking hebben in het huidige teeltseizoen. Afhankelijk van het type organische bemesting kan 10 tot 30% van de totaal aangevoerde stikstof in het voorgaande jaar ter beschikking komen voor de teelt in het huidige jaar.

 

De verwachte stikstoflevering op een perceel kan dus sterk variëren (50-150kg N/ha). Daarom is het aangewezen niet elk perceel identiek te bemesten. Bovendien is het belangrijk op te merken dat de stikstofbemestingsnormen gelden op bedrijfsniveau. Dit betekent dat het binnen elk van de gebiedstypes toegelaten is om op een perceel tot het dubbel van de stikstof bemestingsnorm te bemesten, zolang je op bedrijfsniveau de norm niet overschrijdt. Gedetailleerde cijfers van elk van deze stikstof leverende factoren kan je terugvinden op het kennispunt van het B3W platform.

 

2. Verlaag de basisbemesting voor late aardappelen tot max. 150kg N/ha

Ondanks het vele cijfermateriaal dat beschikbaar is over de verwachte stikstoflevering uit  voornoemde factoren, blijft er een bepaalde onzekerheid verbonden aan deze cijfers. Zo heeft het weer een grote impact op de hoeveelheid stikstof en wanneer deze zal vrijkomen uit mineralisatie van bodemorganische stof en is er variatie in de hoeveelheid stikstof die aanwezig is in oogstresten en groenbemesters. 

Daarnaast is er ook onzekerheid over de exacte hoeveelheid werkzame stikstof die je aanlevert voor de teelt bij het uitrijden van organische bemesting. Zo kan het werkelijke stikstof gehalte van organische mest gemakkelijk 10 tot 20% afwijken van de forfaitair opgestelde waarde en zal de werkzaamheid van de aanleverde stikstof uit organische mest variëren in functie van het type mest, het tijdstip van uitrijden, de toedieningswijze en de lengte van de stikstofopname periode van de teelt. Hierdoor kan de werkzaamheid van drijfmest variëren van 50 tot wel 75%, in plaats van de forfaitair vastgestelde waarde van 60%. 

Om tijdens het teeltseizoen nog in te kunnen spelen op deze onzekerheden binnen de beschikbare bemestingsruimte, is het bij late aardappelen aangewezen om slechts 70% van de benodigde stikstofbemesting in te vullen bij het planten en vervolgens tijdens het teeltseizoen de bemesting bij te sturen op basis van een bodemstaalname en een bijbemestingsadvies. Over het algemeen zal een basisbemesting van 150kg N/ha bij planten ruim voldoende zijn om zeker 70% van de benodigde stikstof bemesting in te vullen.

Voor vroege en halfvroege aardappelen is het teeltseizoen te kort om de bemesting nog bij te sturen. Daarom is bij deze rassen de enige mogelijkheid om de bemesting bij planten nauwgezet te differentiëren in functie van het perceel (eventueel met behulp van een bemestingsadvies) en indien mogelijk een vanggewas of nateelt zo snel mogelijk na de oogst in te zaaien.

 

3. Bemest late aardappelen bij op basis van een advies 

Het bijsturen van de bemesting van late aardappelen start met een staalname voor bijbemestingsadvies ongeveer twee weken na de opkomst, wanneer de individuele aardappelplanten een diameter van 10-15 cm bereikt hebben en de knolaanleg start (Figuur 1). Op basis van de gemeten minerale stikstofvoorraad in de bodem en de door de teler aangeleverde perceel info (oa. de uitgevoerde bemesting en het organisch koolstofgehalte), formuleert het labo een bijbemestingsadvies. 

 

Tip: Het is niet noodzakelijk op al je percelen een staal voor bijbemestingsadvies te nemen. Percelen met gelijkaardige bodem eigenschappen (textuur, organisch koolstof gehalte) en een gelijkaardige verwachte stikstof levering (op basis van de voorteelt en groenbemester), waarop eenzelfde aardappelras geteeld wordt en die gelijk bemest werden in het voorjaar zullen een zeer gelijklopende stikstofvrijstelling kennen. Eén staal op één van deze percelen zal een goede indicator vormen voor het stikstof verloop, en dus de benodigde stikstof bijbemesting, op elk van deze percelen.

 

Hoe bijbemesten?

Afhankelijk van de grootte van het bijbemestingsadvies kan je de bijbemesting invullen met korrelmeststoffen of vloeibare bladmeststoffen. Deze bijbemesting mag je uitvoeren vanaf het moment dat het weer gunstig is.

 

  • Bij een bijbemestingsadvies hoger dan 40 kg N/ha, gebruik je best een korrelmeststof om voldoende snel deze eerder grote hoeveelheid stikstof aan te leveren. Het aardappelgewas neemt immers zo goed als alle benodigde stikstof op binnen de eerste 60 dagen na opkomst. Dat betekent dat de stikstof opname van late aardappelen stopt tegen eind juli/begin augustus. Bij een korrelmeststof, zeker onder droge(re) omstandigheden, kan het enige tijd kan duren alvorens de toegediende stikstof vrijkomt en beschikbaar is voor het aardappelgewas. Daarom gebeurt deze bijbemesting met korrelmeststoffen best tegen uiterlijk eind juni/begin juli. Wordt er een (zeldzame) malse regenbui voorspeld? Maak dan van de gelegenheid gebruik om te strooien vóór de regen.
  • Is het bijbemestingsadvies lager dan 40 kg N/ha, kan je zowel gebruik maken van korrelmeststoffen als van vloeibare bladmeststoffen. Vloeibare bladmeststoffen bieden het voordeel dat je ze gelijktijdig met de gewasbescherming kan toedienen. Daarnaast kan het aardappelgewas de toegediende stikstof van deze vloeibare bladmeststoffen onmiddellijk gebruiken. Dat is een belangrijk voordeel indien het aardappelgewas een acuut stikstoftekort vertoont en/of de omstandigheden droger zijn. Echter, zal onder zeer droge omstandigheden, zoals in de zomers van 2019, 2020 en 2022, ook deze bladbemesting niet of onvoldoende benut worden. Bijbemesten is dus enkel zinvol onder groeizame omstandigheden. Vul je de bijbemesting in met vloeibare bladmeststoffen dan beperk je de dosis, bij gebruik van vloeibare stikstof (Urean) best tot 10-15L/ha per toepassing om bladverbranding te vermijden. Bij gebruik van amide stikstof (ureum) kan je een dosis van 10 tot 20kg/ha per toepassing toedienen. Deze bladbemesting voer je bij voorkeur uit op een droog gewas, in de ochtend, wanneer de huidmondjes open zijn en in periodes van groeizame omstandigheden wanneer de waslaag die het aardappelblad beschermt en dus de stikstofopname uit de bladmeststof remt, niet te dik is.

 

Samengevat

Bij vroege en halfvroege aardappelen kan je de stikstofbemesting maar moeilijk bijsturen tijdens het teeltseizoen. Daarom is het belangrijk om de stikstofbemesting voor planten van deze aardappelvariëteiten te differentiëren in functie van het perceel en diens stikstofleverende factoren. Het aanvragen van een stikstofbemestingsadvies in het voorjaar kan je hierbij helpen. Daarnaast kunnen vroege en halfvroege aardappelen niet alle stikstof uit de aangevoerde organische bemesting benutten waardoor er na de teelt nog een aanzienlijke nalevering van stikstof optreedt. Het tijdig inzaaien van een nateelt of vanggewas is daarom aangewezen.

Bij late aardappelen kan je de stikstofbemesting wel nog bijsturen tijdens het teeltseizoen. Daarom is het aangeraden late aardappelen bij planten te bemesten met ongeveer 70% van de geschatte benodigde stikstofbemesting. Hiervoor is een basisbemesting met maximaal 150 kg N/ha in nagenoeg alle gevallen ruim voldoende. Door middel van een staalname voor bijbemestingsadvies, ongeveer 2 weken na de opkomst, heb je de mogelijkheid om de bemesting perceelsgericht bij te sturen. Vul je de bijbemesting met korrelmeststoffen in, dan moet je deze tegen uiterlijk eind juni/begin juli uitvoeren. Vul je de bijbemesting in met vloeibare bladmeststoffen, dan werk je best met kleinere fracties. Deze vloeibare bladmeststoffen dien je ten laatste tot 60 dagen na de opkomst toe.