Om gericht het tijdstip voor een eerste bespuiting te bepalen, werd door Viaverda (PCA) een ziektemodel ontwikkeld. Dit model berekent en voorspelt de infectiekansen voor Alternaria solani en het aantal vlekken dat in onbeschermd gewas gevormd kan worden. Dit gebeurt op basis van weersgegevens (onze weerstations van het Metinet) en gewasfactoren zoals afrijping en stress.
Spuitadvies
Voor percelen die het einde van de bloei bereikt hebben, is bescherming tegen Alternaria solani nodig. Hernieuw de bescherming van het gewas eens om de 14 dagen.
Staat het gewas door een late plantdatum nog in bloei, dan is het voldoende vitaal om Alternaria solani te weerstaan en kan een eerste behandeling nog uitgesteld worden.
Middelenkeuze
Net als bij de aardappelziekte bestaan er Alternaria solani stammen die resistent zijn tegen bepaalde actieve stoffen. Middelen waartegen nog geen resistenties gekend zijn, bevatten een DMI fungicide (groep 3) zoals: Belanty, Carial Star, Dagonis, Narita, Recital… Omwille van het antiresistentie management is het bij de middelenkeuze belangrijk om werkingswijzen af te wisselen (en eventueel te combineren).
De tabel geeft een overzicht van de in aardappelen toegelaten middelen, hun werkingswijze en het voorkomen van eventuele resistenties. Bij gebruik van middelen die enkel actieve stoffen bevatten waartegen resistenties bestaan (groep 7 en 11), kan het resultaat van de bespuiting tegen Alternaria solani minder goed zijn dan verwacht.
Respecteer ook het maximaal aantal toegelaten bespuitingen, de erkende dosis en het interval van de middelen.
Overzicht van erkende middelen ter bestrijding van Alternaria in aardappelen
Voor meer info: contacteer Stany Vandermoere (09/ 381 86 92)
of mail naar: waarschuwingen.aardappelen@viaverda.be
Waarnemingen en waarschuwingen met de financiële steun van de Vlaamse Overheid